top of page

Arrest Urgenda december 2019

Bijgewerkt op: 23 apr. 2020

De kogel is door de kerk. Het kabinet moet meer doen om de gevolgen van klimaatverandering tegen te gaan. Dit heeft de Hoge Raad op 20 december jl. uitgesproken.

Eerste aanleg

In 2015 heeft de stichting Urgenda de Staat in rechte betrokken, omdat de Staat in haar ogen meer moest doen tegen de gevolgen van klimaatverandering. De rechtbank ging mee in Urgenda’s betoog en veroordeelde de Staat op grond van het leerstuk van de onrechtmatige daad (art. 6:162 BW), ingevuld door de bepalingen van art. 2 (right to life) en art. 8 EVRM (right to respect for private and family life).[1] Deze uitspraak kan gekarakteriseerd worden als een vreemde eend in de bijt, nu het in de geschiedenis van het recht nooit eerder is voorgekomen dat een rechter de regering dwong om meer te doen tegen klimaatverandering.


Hoger beroep

In oktober 2018 heeft het gerechtshof Den Haag het vonnis van de rechtbank bevestigd.[2] Het hof was eveneens van mening dat de Staat meer moest doen om zijn burgers tegen de gevolgen van klimaatverandering te beschermen. Wordt het huidige beleid op dezelfde voet voortgezet, dan neemt de Staat daarmee een ‘ernstig risico’ ten aanzien van het leven en het gezinsleven van de Nederlandse burgers. De Staat was het daar niet mee eens en ging in cassatie.


Cassatie

De Hoge Raad volgt de eerder in dit jaar gegeven conclusie van Langemeijer en Wissink.[3] Het cassatieberoep van de Staat is verworpen.[4] De Hoge Raad oordeelt dat het beleid dat de Staat sinds 2011 voert en voornemens is te voeren, evident niet in overeenstemming is met de gedeelde opvatting dat een reductie van minimaal 25% in 2020 noodzakelijk is. De Hoge Raad oordeelt daarmee in lijn met de in 2018 gegeven overwegingen van het hof. Dit is een aderlating voor de Staat nu ongeveer zes maanden na het presenteren van het klimaatakkoord de coalitie weer om de tafel moet. Dit betekent voor de bouw- en vastgoedsector dat er nieuwe regelgeving zit aan te komen.

bottom of page